Om maar direct met de deur in huis te vallen: alle diagnoses, die gesteld worden voor de meest voorkomende psychiatrische problemen, zijn niet meer dan een invuloefening van een vragenlijst.
Er is natuurlijk veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar bepaalde aandoeningen, maar met de uitkomsten van zulk onderzoek kan een individuele patiënt niets beginnen. Er is immers nog steeds geen onderzoek mogelijk dat objectief kan vaststellen of iemand een aandoening heeft.
Als je een been breekt, dan kan een röntgenfoto de ernst en de plaats van de breuk vaststellen, waarna een behandelplan kan worden opgesteld om de patiënt zo snel mogelijk te laten genezen. Als je een infectie hebt opgelopen, dan kan een test duidelijk maken of er sprake is van een virale of een bacteriële infectie, waarna een specifiek medicijn de boosdoener kan bestrijden.
Bij ADHD is vastgesteld dat de hersenen van een ADHD’er gemiddeld iets kleiner zijn dan mensen zonder ADHD, maar de verschillen zijn zo klein dat niemand het in zijn hoofd gaat halen om de omvang van de hersenen te meten bij het stellen van een diagnose ((te Meerman, S., Batstra, L., Freedman, J. E., Hoekstra, R., & Grietens, H. (2019). ADHD and Brain Anatomy: What Do Academic Textbooks Used in the Netherlands Tell Students? Children & Society, 34(2), 136–150. https://doi.org/10.1111/chso.12362)).
Voor psychische problemen als autisme of ADHD is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders de ‘bijbel’ voor behandelaars. Voor iedere stoornis is een aantal criteria opgesteld, waaraan iemand moet voldoen om een diagnose te krijgen.
Het punt is echter dat die criteria niet objectief zijn en ook de ernst van die criteria is nergens vast omschreven. Als we bijvoorbeeld kijken naar de belangrijkste criteria voor ADHD, dan blijft het onduidelijk hoe ernstig de hyperactiviteit en de aandachtstekorten moeten zijn om een diagnose van ADHD te rechtvaardigen.
Hoe erg is erg? Wie bepaalt de ernst van de ADHD symptomen? In het algemeen zullen ouders aangeven hoe erg zij de symptomen van hyperactiviteit en aandachtstekorten ervaren.
Bij een bezoek aan een psychiater zullen de ervaringen van de ouders richtinggevend zijn bij het stellen van de diagnose, want zo’n bezoek is immers maar een momentopname. Dat de beroepsgroep van psychiaters een sausje van wetenschap over hun vakgebied hebben gegoten doet niets af aan het feit dat er uiteindelijk slechts een vragenlijst wordt afgevinkt, waarna wel of geen diagnose kan worden gesteld.
Een groot deel van het probleem is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (of DSM), waar een veel te groot belang aan wordt gegeven. Zoals de naam al aangeeft was de bedoeling van het boekwerk slechts om verzekeringsmaatschappijen in staat te stellen om patiënten in categorieën te verdelen om zo de kosten beter te kunnen sturen. Het is ook de belangrijkste reden dat in de Verenigde Staten geen kostbare cursussen aan ouders worden gegeven om een kind beter en gestructureerder op te voeden, maar om het probleem te medicaliseren. Een pil is immers goedkoper dan een cursus.
Ook de totstandkoming van iedere nieuwe versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders laat al zien dat het vakgebied der psychiaters bestaat uit het bereiken van concensus. De Amerikaanse organisatie, de American Psychiatric Organisation (APA) meldt trots op haar website dat de DSM tot stand is gekomen na 10 jaar gepraat door honderden experts ((psychiatry.org. (z.d.). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM–5). Geraadpleegd op 19 februari 2020, van https://www.psychiatry.org/psychiatrists/practice/dsm)).
Als iedere diagnose gestoeld zou zijn op wetenschappelijk onderzoek, dan zou één enkele expert voldoende moeten zijn om die onderzoeken te vertalen in objectieve criteria. Dat is niet het geval en daarom zijn de criteria vaak zo onduidelijk dat mensen al snel meerdere diagnoses kunnen krijgen. Daarom zijn er patienten die zowel met autisme en ADHD gediagnosticeerd zijn. Gaan diezelfde personen naar een andere psychiater, die zich in een andere kwaal gespecialiseerd heeft, dan kan een hele andere diagnose uit de mouw getrokken worden. Iemand kan dan zomaar borderline blijken te zijn.
Wat uit het bovenstaande duidelijk moet zijn is dat we met de nodige scepsis naar een diagnose voor een psychiatrisch probleem moeten kijken. De vraag of een diagnose echt wel noodzakelijk is voor een kind heeft daardoor extra gewicht gekregen.